$i: Index | $pi: Padded Index | $an: Album Name | $d: Date | $dc: Date Compact
$c: Caption | $fc: Caption (First line) | $fw: Caption (First word)
$t: Tag | $ft: First Tag | $o: Original file name
Poptahof Boemeltrein 1967 Op 15 en 16 december 1967 waren er stoomritten op de WSM-lijn Delft – Naaldwijk – Loosduinen. Dit was het afscheid van deze lijn, die twee weken later gesloten zou worden. http://www.nvbs.com/toon.php?pag=Flf_0011
Hier tankt Gerard de Kok de bus af aan het eind van zijn dienst, rond 1980 is geweest. De stadsbussen stonden toen aan de achterkant van het station gestald.
1885 Het Delftse bootje op de Schie met op de achtergrond de achterzijde van de bebouwing aan de Rotterdamseweg. Het bootje van N.V. Reederij De Schie vertrok vanaf de Zuidwal en vervoerde dagelijks passagiers en vracht tussen Delft en Rotterdam. Aanvankelijk waren er twee stoomvaartdiensten, die na het failliet gaan van de Delftse Schroefstoombootmaatschappij op 23 augustus 1871 tot één rederij werden verenigd. Deze maatschappij heeft bestaan tot 31 december 1926. Ze was niet bestand tegen de moordende concurrentie van rail- en wieltransport.
Het Delftse Bootje met op de achtergrond de achterzijde van bebouwing aan de Scheepmakerij en Rotterdamseweg gezien vanaf het Zuideinde in noordelijke richting 1895
Dit station opende op 28 april 1960 en had de experimentele verbinding met de praatpalen op het traject Den-Haag - Rotterdam. De eerste maanden gebruikte men militaire apparatuur welke door de de inspectie van de verbindingsdienst van de Koninklijke Landmacht ter beschikking was gesteld. De conclusie was dat het mobilofoon systeem goed bruikbaar was en hierom stelde per 1 juli 1960 de PTT extra materiaal ter beschikking.
Vanaf 1966 werd het hele auto snelweg net door Rijkswaterstaat van praatpalen voorzien.
De BSA motorfietsen welke op dit traject nog hebben doorgereden tot en met 1966 hadden ook twee dynamo"s. Het militaire mobilofoonsysteem trok zoveel stroom dat alles dubbel was uitgevoerd.
Pauwmolen Praatpaal Op een donderdag 28 april 1960 opende de minister van Verkeer en Waterstaat, drs. H.A. Korthals, het eerste ANWB-Wegenwachtstation in Delft bij de Pauwmolen. Van hieruit konden naar behoefte andere instanties binnen een mum van tijd op de hoogte gesteld: politie, artsen, ambulances, brandweer en geestelijke bijstand.
HTM-tram versierd met een olifant. In de jaren 1907, 1908 en 1909 liet de HTM op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina, versierde trams rijden op lijn 8. (Den Haag-Scheveningen). De trams werden versierd door allerlei groeperingen in het trambedrijf als onderdeel van een wedstrijd. Een jury bepaalde wie de winnaar was van de prijs die beschikbaar werd gesteld door de HTM-directie. Er reden trams vermomd als boerderij, tempel of zelfs als olifant. De versierde trams konden niet in Delft komen omdat de stoomtramlijn naar Delft pas in 1924 zou worden geëlektrificeerd. Toch was het voor de Delftse drukkerij Van Marken lucratief om er prentbriefkaarten van te maken
Spoorhaven Vele personen bij goederenwagons aan de Spoorhaven, tussen de Houttuinen en de Coenderstraat, gezien vanaf de Westvvest naar het zuidwesten. De Spoorhaven werd hier in 1890 gerealiseerd,
De Arend reed hier ter gelegenheid van het eeuwfeest van het DSC (Delftsch Studenten Corps). 10 juli 1948 tram op de westvest ter hoogte van de PAPEGAAI.
De spoorlijn van Amsterdam via Haarlem, Leiden, Den Haag en Rotterdam naar Dordrecht wordt De Oude Lijn genoemd, omdat op 20 september 1839 tussen beide eerstgenoemde steden Nederlands eerste passagierstrein ging rijden. Op dat moment was men nog bezig de fotografie uit te vinden, dus van deze gebeurtenis zijn er geen foto"s. Daarom een plaatje van ruim een eeuw later: locomotief "De Arend" met drie rijtuigen van elk een andere klasse in Delft, voor het Glas-in-lood atelier aan de Westvest. Dit is niet dezelfde Arend als in 1839 maar een replica uit 1938, in de NS-werkplaats te Zwolle vervaardigd. De Arend reed hier ter gelegenheid van het eeuwfeest van het DSC (Delftsch Studenten Corps).
Deze Mercedes-Benz bus met Den Oudsten opbouw werd in 1979 speciaal voor de stadsdienst van Delft ontworpen en gebouwd. Deze net geen 9 meter lange en wat smaller gebouwde busjes waren uiterst wendbaar en kort genoeg om de Delftse binnenstad met hoge bruggetjes en nauwe straatjes te trotseren. Westnederland heeft er tien nieuw afgenomen en naast Delft ook ingezet op de stadsdiensten van Gouda en Gorinchem. Ook kwamen ze wel eens buiten de stad en doken onder andere op in Maassluis en Den Haag. Later zijn deze korte bussen ook aangeschaft door andere maatschappijen zoals NZH, ZWN, BBA en FRAM.
De Haagsche Tramweg-Maatschappij, opgericht op 17 mei 1887 als opvolger van de TH, liet er geen gras over groeien en opende zijn eigen stoomtramlijn al op 31 juli 1887. Het was een omzetting van de voormalige paardentramlijn die - met een enkele onderbreking - al vanaf 1866 het vervoer tussen Den Haag en Delft had verzorgd. Het traject voerde vanaf het Huygensplein (Den Haag) over de Rijswijkseweg, door Rijswijk naar Delft, waar aan de Rotterdammerpoort het eindpunt was.
Oude tramroute door Delft In Delft mocht de stoomtram tussen de Haagpoort en de Rotterdammerpoort over het Noordeinde en de Oude Delft dwars door de binnenstad rijden, iets wat de elektrische lijn later niet zou worden toegestaan. In 1896 nam de HTM een proef met de inzet van een accutram op de Delftse lijn. De proef wees uit dat de accutractie nog verre van volmaakt was, en het experiment werd dan ook niet voortgezet. In het Tramplan 1904, dat de elektrificatie regelde van het HTM-paardentramnetwerk, werd aan de stoomtramlijn administratief het lijnnummer 11 gegeven. Dit nummer werd echter niet op de trams zelf gevoerd. Vanaf 1 januari 1909 werd ook een lokaaldienst Den Haag – Rijswijk op het tracé van de Delftse lijn bereden. Al voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had de HTM het plan de Delftse lijn te voorzien van elektrische tractie en hem via het stadsnet door te trekken naar Scheveningen. Pas in 1921, na de oorlog, werd voor het elektrificatieplan toestemming gekregen. De uitvoering werd direct ter hand genomen en op 7 februari 1923 kon op het traject Den Haag – "s-Gravenmade (Rijswijk) onder grote publieke belangstelling voor het eerst een elektrische tram rijden, die het lijnnummer I¹ kreeg; de lokaaldienst Den Haag – Rijswijk werd vanaf deze datum uitgevoerd met het lijnnummer I³. Bij "s-Gravenmade moest een stoomlocomotief tijdelijk nog de rijtuigen overnemen voor het traject naar Delft. Ruim een jaar later, op 1 juli 1924, was het gehele traject geëlektrificeerd. De stoomtram naar Delft was toen verleden tijd; de gewenste verlenging naar Scheveningen zou pas in 1983 gerealiseerd worden.