Nederlands elftal 1974
Nog tot het begin van het toernooi, zijn er weinig mensen die de verrichtingen van Oranje iets kan schelen. Nederland speelt voor het toernooi een oefenwedstrijd tegen Argentinië en Arie Haan spreekt zijn verbazing uit op televisie: ‘Als ik zeg tegen mensen: “Zondag is de wedstrijd tegen Argentinië, dan weet niemand waar ik het over heb”’. Kaartverkoper Han Stork heeft de ontwikkeling van de gekte van dichtbij meegemaakt. Het reisbureau waarvoor hij werkt is door de KNVB aangewezen tot officiële kaartverkooppunt voor het WK 1974. Naarmate de Nederlanders verder komen in het toernooi, neemt de belangstelling voor kaarten toe. Voor het toernooi is er nog weinig aan de hand, maar Stork komt al snel in de problemen. De vraag naar kaarten overstijgt het aanbod vele malen. Bussen vol supporters, uitgedost met oranje petjes, maar wel met de stropdas nog om, staan te wachten aan de grens (er is dan nog grenscontrole tussen Nederland en Duitsland). Met oranje vlaggen versierde treinen, afgeladen met uit het raam hangende supporters vertrekken van de Nederlandse stations. Het is voor het eerst dat het volk zo massaal achter het elftal aanreist.
Van tevoren zijn de verwachtingen erg laag. Wel een beetje vreemd, als je bedenkt dat de Nederlandse clubs het in het begin van de jaren ’70 goed doen: Feyenoord wint in 1970 de Europacup voor landskampioenen en de wereldbeker, Ajax in 1971, 1972 en 1973 de Europacup en in ’72 de Europese Supercup en de wereldbeker. Het is dus niet zo dat de Nederlanders niet kunnen voetballen, maar het nationale team heeft tot dan toe nog nooit iets gepresteerd. ‘Niemand wist toch wat er te verwachten was’, zegt Eddy Poelmann, die zijn eerste WK als journalist bijwoonde. ‘Hoewel de Europacups van Ajax en Feyenoord achter de rug waren, had niemand enig idee over de internationale verhoudingen’, aldus Poelmann.
Het is voor het eerst sinds 1938 dat Nederland meedoet aan een eindronde van het Wereldkampioenschap. Niemand verwacht eigenlijk dat ze zullen presteren. Maar het curieuze voetbal dat Nederland speelt, maakt indruk op iedereen. Wat Nederland onder leiding van trainer Rinus Michels en aanvoerder Johan Cruijff laat zien, is op dit niveau niet eerder vertoond. Totaalvoetbal, waarbij niet alleen de aanvallers meeverdedigen en de verdedigers ineens in de voorhoede kunnen opduiken, maar waarbij iedere speler op elke plek uit de voeten moet kunnen om daarmee een zo groot mogelijke verwarring te stichten bij de tegenstander.
Die tegenstander weet inderdaad niet wat hij aanmoet met dit Nederlandse spel. Onbevangen als het is, speelt Nederland een ijzersterk toernooi. Onbevangen en onervaren, omdat deze generatie voetballers geen ervaring heeft met dit soort toernooien. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitsers, die in 1966 in de finale stonden en in 1970 derde werden. Zij weten hoe je met de spanningen van een groot toernooi omgaat, voor de Nederlanders is alles nieuw. Goed, mannen als Johan Cruijff, Ruud Krol, Johan Neeskens, Wim van Hanegem, Wim Jansen, Arie Haan en Wim Rijsbergen hebben met hun clubs de voorgaande jaren al het een en ander beleefd, maar op een groot toernooi hebben ze nog nooit samen gespeeld.
Oranje speelt het beste voetbal van het toernooi, daar is iedereen het over eens. Siegfried Drach, die als Duitse sportjournalist het Nederlands Elftal volgt, verbaast zich over het gemak waarmee de Nederlanders lijken te spelen. ‘Ook bij de training. Dan werd er wel een spelvorm geoefend, maar vervolgens werd er gelachen en dan lag de training weer vijf minuten stil. Of ze gingen schoten op doel oefenen, maar dan ineens gingen ze wedden hoe vaak Willem van Hanegem op de paal kon schieten. Dat was zo anders dan we bij het Duitse elftal meemaakten, dat was zo extreem voorbereid en dit was zo speels en elegant’, herinnert Drach zich. Het totaalvoetbal was een vondst van Michels, aldus voetbaldichter Chris Willemsen. ‘Hij liet het aan de spelers over om het te interpreteren. Dat wil zeggen: je moet allemaal kunnen verdedigen, allemaal kunnen opbouwen, allemaal kunnen afmaken en aanvallen. En dat deden ze dus allemaal’, zo stelt Willemsen die een groot aantal van de wedstrijden van het Nederlands elftal op dat WK bezocht.
De wereld kijkt met verbazing naar wat de Nederlanders op de mat leggen. Wie zijn deze voetballers, hoe komt het dat we deze voetballers niet eerder hebben gezien op een groot toernooi? En wat presteren ze goed: in de eerste ronde wint Nederland van Uruguay en Bulgarije en speelt het gelijk tegen Zweden. In de tweede ronde ontmoet Oranje Argentinië, de DDR en Brazilië. In de stromende regen van Gelsenkirchen declasseert Oranje voetbalreus Argentinië. Met een 4-0 achterstand weten de Argentijnen niet meer hoe ze het hebben. Daarna wordt de DDR aan de kant gezet en volgt wereldkampioen Brazilië. Volgens Willemsen stelden de tegenstanders in de tweede ronde zich na het zien van het spel van Oranje in die eerste ronde anders op. ‘Veel defensiever, waar we in de eerste ronde nog wel eens veel ruimte kregen tegen Bulgarije en Uruguay. Maar in die tweede ronde werd strak verdedigd: heel stevig door een onsympathieke mandekking’. Vooral in de wedstrijd tegen Brazilië toont Oranje dat het niet alleen mooi voetbal, maar ook hard voetbal kan spelen. Beide teams maken zich veelvuldig schuldig aan aanslagen.
De Hollanders vallen niet alleen op door hun goede spel. De spelers onderscheiden zich ook uiterlijk van de andere landen. ‘Het mooie aan Oranje was de onverschilligheid. Spelers liepen erbij met lang haar en ongeschoren koppen, shirt uit de broek met een houding van: “Wie maakt ons wat?”. Jullie zijn een braaf en netjes voetballand, maar wij gaan iets bijzonders doen. En we trekken ons nergens wat van aan. Dat was te zien in het spel, maar ook in het gedrag’, zo beweert Willemsen. Voetbalhistoricus Simon Kuper ziet maar één vergelijkbaar land: Duitsland. ‘Dat stond te boek als strak, gedisciplineerd. Maar dat was niet helemaal zo in 1974. Een man als Breitner gaf zich uit als maoïst, had een baard, zei opmerkelijke dingen. Beckenbauer zei ook intelligente dingen. Van andere landen zoals de DDR en Uruguay kon je dat niet verwachten’, zegt Kuper in een Parijs café.
Willemsen ziet wel een verband tussen het losse Nederlandse elftal en de Nederlandse samenleving van toen. ‘Ik denk dat het één niet zonder het ander kan; het voetbal is ook een spiegel van de samenleving’. Ook Drach ziet die parallel. ‘Ik was altijd al een fan van Amsterdam, omdat die stad voor mij de meest multiculturele stad was. En dit team deed me heel veel denken aan Amsterdam omdat ze speelde zoals men zich het leven en de levensvreugde in Amsterdam voorstelt’, zegt Drach die nog elke zes weken naar Nederland reist. Voor Simon Kuper markeert 1974 het begin van het zelfvertrouwen van de Nederlander. ‘Niet dat je alles aan het voetbal moet vastmaken, maar Nederland was een land met een ontluikend zelfvertrouwen. Nederland was een perfecte democratie. Nederland kreeg bij het buitenlands beleid de functie van gidsland en wilde dat de wereld laten zien. Het idee van morele superioriteit ontstond en in het voetbal had je dat ook: dat wij het puurste, mooiste, aanvallendste voetbal speelden en dat andere landen dat maar over moesten nemen’, zo meent Kuper.
Berucht zijn de verhalen over de festiviteiten die zich afspelen in het hotel waar de Nederlanders tijdens het toernooi verblijven: het Waldhotel in Hiltrup, niet ver van Munster. Historicus Auke Kok beschrijft in zijn boek 1974. Wij waren de besten uitvoerig hoe het er aan toeging in het Waldhotel, waar de spelers de zes weken van het toernooi verblijven. Wat vooral opvalt is de grote hoeveelheid drank en sigaretten die erdoor gaat. Niet alleen de spelers maken het ’s nachts laat, ook de meegereisde bondsbestuurders kunnen er wat van. Kok beschrijft de spelers als een soort popsterren, haast sekssymbolen, die doen wat hen goeddunkt en zich gedragen hoe het ze uitkomt. Trainer Rinus Michels is vaak weg; zijn club Barcelona speelt op hetzelfde moment in het toernooi om de Spaanse beker.